Rijnlandgeschiedenis.nl gebruikt cookies om bezoek te meten en om het voor bezoekers mogelijk te maken informatie op deze website te delen via social media. Door verder gebruik te maken van deze website ga je hiermee akkoord.

Accepteer cookies

Nieuws

Geleerdheid onder de zerken. De 67 professoren van de begraafplaats Groenesteeg 

7 feb 2025 - Uit handen van auteur Lodewijk Kallenberg heeft rector magnificus Hester Bijl het eerste exemplaar gekregen van Geleerdheid onder de zerken. De zevenenzestig professoren van de historische begraafplaats Groenesteeg.  Het boek is verschenen in het kader van 450 jaar Universiteit Leiden. “Dit boek ontsluit naast de wetenschappelijke prestaties ook de persoonlijke verhalen van de hoogleraren", aldus Bijl over het omvangrijke en rijk geïllustreerde boek. "Daarmee is ‘Geleerdheid onder de zerken’ een waardevolle aanvulling op de geschiedschrijving van de universitaire gemeenschap en de Universiteit Leiden die in 2025 maar liefst 450 jaar bestaat.” Het 232 pagina's tellende boek met 550 illustraties, bevast, naast hoofdstukken over de historische begraafplaats Groenesteeg en de Universiteit Leiden, biografieën van de zevenenzestig hoogleraren, die op Groenesteeg zijn begraven. Deze professoren hebben niet alleen in de universitaire wereld, maar ook in de Leidse gemeenschap een belangrijke rol gespeeld. Wat het boek bijzonder maakt, is dat het niet alleen over hun wetenschappelijk werk gaat, maar over hun hele leven: in welke gezin groeiden zij op, wat deden zij voordat zij hoogleraar werden, waar woonden zij in Leiden, hoe was hun eigen gezin samengesteld, wat waren hun maatschappelijke activiteiten en soortgelijke zaken. Het boek is te koop via het winkeltje van Oud Leiden, HVOL-leden betalen 30 euro (winkelprijs is 35 euro).

Hoger beroep M.A.J. Smitsloo ongegrond verklaard 

26 jan 2025 - Raad van State 2022068 25/1 /R3. Datum uitspraak: 4 december 2024 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: M.A.J. Smitsloo, wonend in Leiden, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 3 oktober 2022 in zaak nr. 20/3380 in het geding tussen: Smitsloo en het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten. Procesverloop Bij besluit van 10 maart 2020 heeft het college de aanvraag van Smitsloo voor een omgevingsvergunning voor het legaliseren van een geplaatst hekwerk afgewezen. Bij uitspraak van 13 oktober 2022 heeft de rechtbank het door Smitsloo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft Smitsloo hoger beroep ingestéld. Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. Smitsloo heeft een nader stuk ingediend. De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 25 oktober 2024, waar Smitsloo, bijgestaan door M.M. Smitsloo en mr. J. van Groningen, advocaat in Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door J.M.A. Deul, mr. N.A. Dijkstra en E.A. van Wattingen, bijgestaan door mr. C.H. Norde, advocaat in Leiden, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting M. Cohen De Lara, H. Noordhof en de Vereniging Vrienden van Voorschoten, vertegenwoordigd door C.W.M. Dessens en F.H.J. von der Assen, als partij gehoord. Overwegingen Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet 1 . Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de lnvoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk voor dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 23 april 2018. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold voor 1 januari 2024, van toepassing blijft. Inleiding De buitenplaats Ter Wadding is een rijksmonument bestaande uit diverse individuele rijksmonumenten, waaronder een landhuis en een historische tuin- en parkaanleg. In 2006 heeft de gemeente Voorschoten het landhuis inclusief één hectare grond verkocht en geleverd aan Smitsloo. In 201 6 heeft Smitsloo een hekwerk geplaatst om zijn grond. Kort na het begin van de bouwwerkzaamheden heeft het college een handhavingstraject gestart, omdat Smitsloo niet beschikte over een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan en het wijzigen van een rijksmonument. In 2017 heeft het 202206825111R3 3 4 december 2024 college het handhavingstraject gestaakt, omdat Smitsloo alsnog een vergunning voor het hekwerk had aangevraagd. Die vergunning heeft het college bij besluit van 25 maart 2020 geweigerd. De rechtbank heeft het door Smitsloo ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het feit dat Smitsloo een relatief groot belang hecht aan een ander aspect om de monumentale waarden te dienen dan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: RCE) en de commissie Welstand en Cultureel Erfgoed (hierna: WCE), niet maakt dat die adviezen van de RCE en de WCE onzorgvuldig of onbegrijpelijk zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bestreden besluit mogen baseren op de adviezen van de RCE en de WCE, en heeft het college op basis van die adviezen in redelijkheid kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich verzet tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een rijksmonument. Hoewel Smitsloo naar eigen zeggen het belang van de monumentenzorg voorop stelt, is de wijze waarop hij dat doet volgens de aan het college uitgebrachte adviezen juist schadelijk voor de monumentale waarden. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van een rijksmonument is daarom op juiste gronden geweigerd. Verder overweegt de rechtbank dat het college terecht tot de conclusie is gekomen dat het hekwerk niet behoort bij (of ten dienste staat aan) de natuurbestemming, maar dat het hoofdzakelijk tot doel heeft het afsluiten van de grond in eigendom bij eiser om ongewenste invloeden van buitenaf te voorkomen. Dat het hekwerk mogelijk een belangrijke bijdrage levert aan het voorkomen of beperken van schade door vandalisme of recreatief gebruik van omliggende gronden, is op zichzelf bezien onvoldoende voor de conclusie dat het hekwerk binnen de natuurbestemming past. Het college heeft in dit kader terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 1 7 oktober 201 8, ECLI:NL:RVS:201 8:3382. De rechtbank komt tot het oordeel dat het hekwerk de monumentale waarden van de buitenplaats schaadt. Dit is in strijd met het bestemmingsplan voor zover de natuurbestemming ziet op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de monumentale waarden toebehorende aan het landgoed. Dit levert een dwingende weigeringsgrond op, zodat het college terecht de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft geweigerd. Wettelijk kader Artikel 2.1 van de Wabo luidt: “Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a. het bouwen van een bouwwerk, [. . .] f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, Artikel 2.10, eerste lid, luidt: “Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in 202206825111R3 . 4 4 december 2024 artikel 2. 1 , eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien: […] c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12; Artikel 2. 1 5 luidt: “Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.” De gronden van de buitenplaats Ter Wadding hebben, voor zover hier van belang, in het bestemmingsplan “Noord” de bestemming “Natuur” met de aanduiding “specifieke vorm van natuur — landgoed”. 5.1. Artikel 12.1 van de planregels luidt: “De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden; b. extensieve dagrecreatie; c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – landgoed’: tevens behoud, herstel en ontwikkeling van de monumentale waarden toebehorend aan het landgoed; met daarbij behorende: d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. paden en voorzieningen voor langzaam verkeer; f. nutsvoorzieningen; g. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.” Artikel 12.2.2 luidt: “Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van: a. maximaal 7 m voor palen en masten; b. maximaal 5 rn voor bruggen; c. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.” Weigering omgevingsvergunning voor activiteit “wijzigen van een monument” Smitsloo betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de adviezen van de RCE en WCE zorgvuldig tot stand zijn gekomen en begrijpelijk zijn. Smitsloo voert daartoe aan dat er in het door hem overgelegde adviesrapport van Mommers van 20 december 2022 gewezen wordt op het feit dat de RCE niet is ingegaan op de beschermende werking van het hekwerk tegen aantasting van de monumentale (natuur)waarden. Juist dat is volgens Smitsloo op grond van de redengevende omschrijving van de historische tuin- en parkaanleg een bepalend aspect waaraan het monumentale karakter zijn betekenis ontleent. Ook heeft de rechtbank volgens Smitsloo ten onrechte overwogen 202206825111R3 5 4 december 2024 dat de RCE en de WCE in hun adviezen de nadruk hebben mogen leggen op de ensembiewaarde van het complex. De ensembiewaarde maakt geen deel uit van de waardering zoals opgenomen in de redengevende omschrijving van de historische tuin- en parkaanleg. Daarnaast wordt er in de adviezen van de RCE en WCE ten onrechte geen aandacht besteed aan de relevante planregels uit het bestemmingsplan “Noord” en de op grond daarvan toegestane bouwwerken. In artikel 12.1, aanhef en onder a, van de planregels wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van het bestemd zijn van de grond voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur — landgoed” zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de monumentale waarden toebehorend aan het landgoed. Volgens Smitsloo volgt daaruit duidelijk dat het hekwerk past binnen de aan de grond gegeven bestemming. 6.1 . Het college heeft zich bij zijn besluit van 25 maart 2020 gebaseerd op de adviezen van de RCE van 5 augustus en 18 november 2019 en op het advies van de WCE van 1 2 juni 2019. 6.2. De Afdeling overweegt net als de rechtbank dat het college gewoonlijk mag afgaan op de adviezen van de RCE of WCE, als het is nagegaan of deze adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een aanvrager een advies van een ander deskundig te achten persoon of een ander deskundig te achten instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, dan moet het bestuursorgaan toelichten waarom het desondanks het advies overneemt. Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1893, onder 6.2. 6.3. De Afdeling ziet net als de rechtbank noch in de adviezen zelf, noch in wat Smitsloo daarover heeft aangevoerd, aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen, de begrijpelijkheid van de in de adviezen gevolgde redeneringen of het aansluiten van de concusies daarop. De Afdeling overweegt daartoe dat de RCE en WCE zich in hun adviezen, ook na kennisname van en in reactie op het bij de aanvraag gevoegde adviesrapport van Mommers van 10 mei 2019, juist rekenschap hebben gegeven van de monumentale waarden zoals die volgen uit de redengevende omschrijving bij de aanwijzing van de buitenplaats als rijksmonument. Volgens de redengevende omschrijving is de gaafheid van de buitenplaats als complex cultuurhistorisch van algemeen belang. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat alleen al daaruit het grote belang volgt van de ensemblewaarde van de diverse individuele rijksmonumenten die tezamen de buitenplaats vormen. Daarbij overweegt de Afdeling dat de historische park- en tuinaanleg onderdeel uitmaakt van het complex buitenplaats Ter Wadding. Het is dan ook niet onbegrijpelijk of onzorgvuldig dat de RCE en WCE gekeken hebben naar de redengevende omschrijving van de buitenplaats en daarom in hun advisering doorslaggevend belang hebben toegekend aan de ensemblewaarde van de buitenplaats. Dat Smitsloo en Mommers in zijn adviesrapport van 20 december 2022 met name belang hechten aan het beschermen van de flora en fauna maakt dit niet anders. De Afdeling overweegt verder dat de RCE en de WCE het college adviseren over de gevolgen van een activiteit voor de monumentale waarde van het rijksmonument. Zij zijn wettelijk niet verplicht om de activiteit te toetsen aan de planregels. Gelet op het voorgaande is de Afdeling net als de rechtbank van oordeel dat het college het besluit tot weigeren van de omgevingsvergunning heeft mogen baseren op de adviezen van de RCE en WCE en zich op basis van die adviezen redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de monumentenzorg zich verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het wijzigen van het rijksmonument. Het betoog slaagt niet. Weigering omgevingsvergunning voor activiteit “bouwen” De rechtbank heeft volgens Smitsloo ten onrechte geoordeeld dat het hekwerk niet behoort bij (of ten dienste staat van) de natuurbestemming, maar dat het hekwerk hoofdzakelijk tot doel heeft het afsluiten van de grond in eigendom bij Smitsloo om ongewenste invloeden van buitenaf te voorkomen. Daarbij is de verwijzing van de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3382, volgens Smitsloo onterecht. Het daar aan de orde zijnde hekwerk stond niet ten dienste van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In dit geval is daarvan wel sprake. Smitsloo voert in het kader van de vraag of het hekwerk past binnen de bestemming verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit het herstel- en beheerplan van K. Aschman van 22 juli 201 5 (hierna: het herstel- en béheerplan) en uit het rapport van K. Aschman van 1 5 april 2015 (hierna: het rapport) niet volgt dat permanente afsluiting van een gedeelte van de buitenplaats bijdraagt aan het herstellen of behouden van de monumentale waarden van de buitenplaats. Uit paragraaf 4.1 van het herstel- en beheerplan volgt namelijk dat een gecontroleerde afsluiting onderdeel is van het duurzaam versterken en behouden van de cultuurhistorische en ecologische waarden. Verder betoogt Smitsloo dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het rapport en het herstel- en beheerplan de nadruk leggen op de ensemblewaarde van de buitenpiaats. De conclusie van de rechtbank dat het hekwerk haaks staat op de advisering uit het rapport is daarmee onjuist. Uit paragraaf 5.2 van het rapport volgt volgens Smitsloo dat de nadruk ligt op de kruidlaag en de stinsenflora. Daarnaast staat op pagina 91 van het rapport dat het ensemble van hoofdhuis, park en bijgebouwen, samen het wezen van een buitenplaats, op Ter Wadding nog aanwezig en herkenbaar is. Ook de historische parkstructuur is ondanks het destijds aanwezige hekwerk zichtbaar en herkenbaar gebleven. Daarbij volgt uit de aanbevelingen op pagina 97 van het rapport dat het verwijderen van het destijds aanwezige hekwerk niet nodig was voor het versterken van de historische structuur. 7.1 . De rechtbank heeft in haar uitspraak het rapport en het herstel- en beheerplan betrokken bij de vraag of het plaatsen van het hekwerk in strijd is met de bestemming “Natuur”. Evenals de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat, anders dan 202206825/1/R3 7 4 december 2024 Smitsloo aanvoert, uit het rapport en het herstel- en beheerplan niet volgt dat permanente afsluiting van (een gedeelte van) de buitenplaats bijdraagt aan het herstellen of behouden van de monumentale waarden van de buitenplaats. Uit paragraaf 41 van het herstel- en beheerplan volgt dat gecontroleerde toegankelijkheid van het park een onderdeel is van het duurzaam versterken en behouden van de cultuurhistorische en ecologische waarden van het park. De Afdeling komt net als de rechtbank tot het oordeel dat een permanente afsluiting niet hetzelfde is als gecontroleerde toegankelijkheid. Alleen al daarom kan Smitsloo aan het rapport en het herstel- en beheerplan geen argument ontlenen voor zijn conclusie dat het hekwerk ten dienste staat van de natuurbestemming. De Afdeling overweegt dat in het rapport en in het herstel- en beheerplan waarde wordt gehecht aan de ensemblewaarde. Zo volgt uit paragraaf 3.1 van het herstel- en beheerplan onder andere dat het streefbeeld moet leiden tot een monumentale parkaanleg die fysiek en in beleving een eenheid vormt met het hoofdhuis en omringend terrein. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat naast de adviezen van de RCE en WCE ook het rapport en het herstel- en beheerplan gebruikt kunnen worden ter onderbouwing van het standpunt dat vanwege de ensemblewaarde het plaatsen van het hekwerk de monumentale waarden van de buitenplaats schaadt en derhalve, in strijd met de natuurbestemming, niet strekt tot het behoud, herstel en de ontwikkeling van de monumentale waarden toebehorend aan het landgoed. Gelet op het voorgaande is de Afdeling net als de rechtbank van oordeel dat het hekwerk in strijd is met het bestemmingsplan. Daarbij is de verwijzing van het college naar de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3382, begrijpelijk, omdat het daar aan de orde zijnde hekwerk ook niet ten dienste stond van de natuurbestemming. Het betoog slaagt niet. Conclusie Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden. 202206825/1/R3 8 4 december 2024 Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.l.Y. Lap, griffier. w.g. De Groot w.g. Lap lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024 288-1116 Verzonden: 4 december 2024

Naar het nieuwsoverzicht

Agenda eendaags

Rechtspraak in de Bollenstreek tussen 1590 en 1616 

18 feb 2025 - De lezing is ontstaan naar aanleiding van een crimineel dingboek (periode september 1698 – december 1726) dat in het najaar van 2019 via een antiquariaat werd aangeboden. Dankzij de samenwerking van historische verenigingen uit Noordwijkerhout, Voorhout, Lisse en Oud Leiden kon dit unieke document worden aangeschaft en vervolgens overgedragen aan Erfgoed Leiden, dat het digitaal beschikbaar heeft gemaakt. Dit boek is door verschillende historische verenigingen getranscribeerd. Deze ontdekking vormde voor Nel Schaap en Lidwien Smakman de aanleiding om verder onderzoek te doen bij Erfgoed Leiden. Daar vonden zij twee criminele dingboeken uit de periode 1590 tot 1616. Na een jaar van intensief werk zijn deze boeken inmiddels volledig getranscribeerd en beschikbaar gesteld op de website van Oud Lisse. De Kunst van het Transcriberen Tijdens de lezing zullen Nel en Lidwien hun ervaringen en uitdagingen delen bij het transcriberen van deze eeuwenoude documenten. Het transcriberen van dergelijke teksten is een complex proces waarbij oude, moeilijk leesbare schriften in modern schrift worden herschreven, met behoud van de originele taal. Dit werk vereist een grote nauwkeurigheid, omdat er in die tijd geen vaste spellingsregels waren en letters op verschillende manieren werden geschreven. Rechtspraak in het Baljuwschap Naast het transcriberen van de teksten, biedt de lezing ook een fascinerende inkijk in de rechtspraak van die tijd. De lage jurisdictie behandelde civiele zaken en lichte delicten, terwijl de hoge jurisdictie zich boog over zware misdaden en kapitale straffen. De baljuw in deze periode, Andries van Thienen, stond bekend om zijn strenge aanklachten en het vaak eisen van de doodstraf, wat destijds werd omschreven als “bungelen tussen hemel en aarde aan een koord.” Voorafgaand aan de lezing houden we een inloopuur. Daar is gelegenheid om met bestuursleden en mede-leden van gedachten te wisselen, vragen over uw onderzoek te stellen, en boeken en/of tijdschriften van de leestafel uit te zoeken. Deze lezing wordt gehouden in de kleine zaal van Dorpscentrum Oegstgeet - Lijtweg 5 in Oegstfeest. De zaal is open om 19.15 uur. De lezing begint om 20.00 uur. De toegang is vrij. Belangstellende niet-leden van de NGV zijn van harte welkom.

Naar de agenda

Agenda meerdaags

Tentoonstelling Majalla's Mantel - Rafelranden van het Leidse Laken 

9 nov 2024 t/m 13 apr 2025 - Museum De Lakenhal presenteert van 9 november 2024 t/m 12 januari 2025 Majalla’s Mantel – Rafelranden van het Leidse Laken. In dit participatieve kunstproject worden de verbanden tussen de historische Leidse lakenindustrie en de slavenhandel onderzocht. Speciaal voor dit project werkt kunstenaar Sarah van Lamsweerde (NL/BE) samen met erfgoedspecialist en performer Alicia Hoost (NL/SU), theatermaker en stemperformer Esther Mugambi (AU/KE), beeldend kunstenaar Eugenie Boon (NL/CW) en textielkunstenaar en projectcoördinator Claire Zandvliet (NL).   Majalla De naam Majalla verwijst naar een tot slaaf gemaakt jongetje dat werd genoemd in de correspondentie van Daniel van Eijs, een Leidse lakenhandelaar en latere plantage-eigenaar. Historicus Sjoerd Ramackers ontdekte dit tragische verhaal tijdens zijn onderzoek naar de rol van Leiden in de koloniale geschiedenis. De naam Majalla staat symbool voor de talloze levens die verloren gingen op de plantages van Van Eijs in Berbice (het huidige Guyana), waar de gemiddelde levensduur van tot slaaf gemaakte mensen slechts acht jaar bedroeg.   Vrijheidsmantel Geïnspireerd door verhalen van verzet tegen slavernij, besloten Hoost en Van Lamsweerde om postuum een vrijheidsmantel te creëren voor Majalla en zijn naamgenoten. Deze mantel, een symbool van hoop en ontsnapping, stelt zich voor hoe Majalla zichzelf had kunnen bevrijden in een wereld van ongelijkheid en onderdrukking.   Doe mee: ontrafelsessies Deze zomer gaan Alicia Hoost, Sarah van Lamsweerde en Esther Mugambi met jou op zoek naar de verborgen verhalen van Leiden. Zo wordt de verbinding tussen oud Leids textiel en de slavenhandel onderzocht. Een beladen geschiedenis, die zij graag willen ontrafelen op een creatieve en helende manier: samen aan de slag met textiel, zang en jouw verhalen. De sessies vinden plaats op vier zaterdagen in het Atelier van Museum De Lakenhal. Iedereen is welkom!  

Tentoonstelling Leiden viert feest - 450 jaar optochten 

21 sep 2024 t/m 2 mrt 2025 - Samen feestvieren is van alle tijden. Optochten zijn daarvoor de perfecte vorm. Ze zorgen voor saamhorigheid en een gedeelde identiteit. Wanneer de maatschappij verandert, veranderen optochten mee – bijvoorbeeld van elitair naar democratisch, van verdeeld naar eensgezind of omgekeerd. Daarmee zijn optochten een spiegel van de samenleving. Met de tentoonstelling Leiden viert feest – 450 jaar optochten viert Museum De Lakenhal samen met de stad en de universiteit de rijke traditie die Leiden op dit gebied kent – een traditie die nog steeds springlevend is. Ook blikken we vooruit naar de toekomst.   Leiden als optochtenstad Nergens anders in ons land wordt de ontstaansgeschiedenis van Nederland al zo lang zo uitbundig gevierd als in Leiden. Al sinds Leidens Ontzet op 3 oktober 1574 en de oprichting van de universiteit op 8 februari 1575 worden in de stad optochten georganiseerd. Met de tentoonstelling Leiden viert feest – 450 jaar optochten blikken we terug op deze rijke geschiedenis.   Van schuttersparades naar volksfeest In de tentoonstelling ontdek je welke ontwikkelingen deze optochten door de eeuwen heen in Leiden hebben doorgemaakt: van de militaire en theatrale parades door schutters en rederijkers in de vroegmoderne tijd en de studentmaskerades in de negentiende eeuw tot de taptoe vandaag de dag. Ook blikken we vooruit: hoe zal de optocht van de toekomst eruitzien?   Wandelen door vierenhalve eeuw geschiedenis In de tentoonstelling komen sprekende objecten en beelden van optochten uit alle tijden samen. Met schilderijen, meterslange prenten, foto’s, films, kostuums en attributen laten we zien hoe groots deze vieringen werden en worden aangepakt. Bezoekers wandelen zo door vierenhalve eeuw Leidse optochtengeschiedenis.   Samenwerkinspartners Universiteit Leiden | 3 October Vereeniging | Erfgoed Leiden en Omstreken | Theater Instituut Nederland

Naar de agenda

Artikelen

Naar de artikelen

Deze website wordt mede mogelijk gemaakt door

Advertentie